XQP1100 Generator Set Caterpillar


Generator Operation

Usage:

C32 JK4

Generator belasten

Tijdens de installatie of aansluiting van een generator moet worden gecontroleerd of de totale stroom van één fase de nominale waarde op het fabrikantenplaatje niet overschrijdt. Elke fase moet dezelfde belasting dragen waarmee de motor aan het nominaal vermogen kan draaien. Als éénfasige stroom de amperagewaarde op het naamplaatje overschrijdt, kan zich een elektrisch onevenwicht voordoen dat een elektrische overbelasting en oververhitting kan veroorzaken.

Toegestane combinaties van onevenwichtige belastingen worden in illustratie 1 weergegeven. Wanneer u met aanzienlijke eenfasige belastingen werkt, kunnen de eenfasige en driefasige belastingscombinaties worden gebruikt. Dergelijke combinaties moeten onder de lijn in de grafiek liggen.



Illustratie 1g00627416
Toegestane combinaties van onevenwichtige belastingen

Momentbelasting

Onder momentbelasting wordt de onmiddellijke toepassing van een belasting op een generatorset verstaan. Deze belasting kan variëren van een klein percentage van de nominale belasting tot de volledige nominale belasting.

De momentbelastingscapaciteit van een generatorset hangt van de volgende factoren af.

  • Stootbelastingsgedrag van de motor

  • Capaciteit van de spanningsregelaar

  • Type spanningsregelaar

  • Hoogte boven zeeniveau van de generatorset

  • Soort belasting

  • Percentage belasting voordat momentbelasting wordt toegepast

Als correctie voor de momentbelasting vereist is, kunt u ISO-normen 3046 of SAE J1349 raadplegen. Zie ook Engine Data Sheet, LEKX4066, "Loading Transient Response" en Engine Data Sheet, LEKX4067, "Block and Transient Response".

Opm. ISO staat voor International Standards Organization.

Arbeidsfactor

De arbeidsfactor geeft het rendement van de belasting weer. De arbeidsfactor is de verhouding tussen het schijnbare elektrische vermogen en het totale vermogen. De arbeidsfactor wordt uitgedrukt in een decimaal cijfer. De arbeidsfactor geeft dat gedeelte van de stroom aan dat nuttig werk verricht. Het gedeelte van de stroom dat geen nuttig werk verricht, wordt geabsorbeerd voor het instandhouden van de magnetische velden in de motoren of andere apparaten.

In de meeste toepassingen bepalen de elektromotoren en de transformatoren de arbeidsfactor van het systeem. Inductiemotoren hebben gewoonlijk een arbeidsfactor van 0,8 of kleiner. Een gloeilamp vertegenwoordigt een weerstandsbelasting van ongeveer 1,0 arbeidsfactor.

De arbeidsfactor van een systeem kan bepaald worden met behulp van een arbeidsfactormeter of door berekeningen. Bepaal het vereiste vermogen in kW door de arbeidsfactor te vermenigvuldigen met het vermogen in kVA dat aan het systeem wordt geleverd. Naarmate de arbeidsfactor toeneemt, neemt de totale hoeveelheid stroom die aan een constant gevraagd vermogen wordt geleverd, af. Een belasting van 100 kW bij een arbeidsfactor van 0,8 zal bijvoorbeeld meer stroom eisen dan een belasting van 100 kW bij een arbeidsfactor van 0,9. Een hoge arbeidsfactor leidt tot een volledige motorbelasting bij een stroomsterkte die lager is dan de nominale stroomsterkte van de generator. Een lagere arbeidsfactor vergroot de kans op overbelasting van de generator.

Opm. Tenzij anders vermeld zijn de Cat generatoren ontworpen voor een arbeidsfactor van 0,8.

Bekrachtigingssystemen

Generatoren met interne bekrachtiging

De generator met "interne bekrachtiging" bestaat uit twee speciale sets van spoelen die zijn gewikkeld om te passen in zorgvuldig gekozen gleuven van de hoofdstator. De draadspoelen leveren een volledige scheiding van de hoofdwikkeling van de stator. De draadspoelen isoleren de hoofdwikkeling van de stator. De spoelen kunnen uitsluitend op de hoofdstator worden geplaatst als deze wordt omwikkeld.

De twee hulpwikkelingen zijn ontworpen om vermogen aan de spanningsregelaar te leveren. De twee spoelen zijn in serie aangesloten en zijn aangesloten op de driefasige vermogensinvoer van de spanningsregelaar.

Eén hulpwikkeling levert een spanning die proportioneel is aan de uitgangsspanning van de generator. De andere hulpwikkeling handelt als een stroomtransformator. De andere hulpwikkeling levert een spanning die proportioneel is aan de uitgangsspanning van de generator.

De uitvoer van de twee spoelen wordt gecombineerd aan de binnenzijde van de spanningsregelaar. De uitvoer van de twee spoelen levert een constante vermogensbron.

Als de motor start, geeft het inschakelen van de "Rotating Field Assembly" (RFA, draaiend veld) het restmagnetisme in de bekrachtiger stator (L1) en de ingebedde permanentmagneten in de bekrachtiger een kleine hoeveelheid AC-spanning om te genereren in de bekrachtigingsrotor (L2). Geïnduceerde spanning veroorzaakt stroom. De stroom die door de geïnduceerde spanning wordt opgewekt, is aanwezig in het bekrachtigingsanker.

De AC wordt vervolgens gerectificeerd door een driefasige helegolfbrug gelijkrichtercircuit. Knipperen van het veld is niet vereist om de generator te starten.

Generatoren met permanentmagneetpilootbekrachtiging

Generatoren met permanentmagneetpilootbekrachtiging (PMPE, Permanent Magnet Pilot Excited Generators) krijgen stroom voor de spanningsregelaar van een pilootbekrachtiger in plaats van het hoofdanker. De pilootbekrachtiger bestaat uit een rotor met permanentmagneet en een stator met permanentmagneet. De pilootbekrachtiger werkt onafhankelijk van de uitgangsspanning van de generator. Een constante bekrachtiging tijdens toepassingen met hoge belasting is mogelijk omdat de onregelmatigheden die zich in de uitgangsspanning van de generator voordoen, niet naar de bekrachtiger worden teruggekoppeld. Dergelijke onregelmatigheden kunnen door belastingsomstandigheden worden veroorzaakt. Dankzij deze onafhankelijke werking is de generator beter tegen een korte overbelasting bestand. De pilootbekrachtiger zorgt tevens dat de generator goed start, zelfs als het rotatieveld helemaal gedemagnetiseerd raakt.

Laag stationair toerental afstellen

Het laag stationair toerental van generatorsets ligt gewoonlijk hoger dan bij industriemotoren. Het laag stationair toerental is ongeveer gelijk aan 66% van het toerental bij volle belasting van eenheden van 60 Hz. Het laag stationair toerental is ongeveer gelijk aan 80% van het toerental bij volle belasting van eenheden van 50 Hz.

Generatorsets met elektronische regulateurs hebben geen stop voor laag stationair toerental. Op generatorsets met mechanische regulateurs en aardgasgeneratorsets wordt het laag stationair toerental in de fabriek ingesteld. Alleen uw Cat dealer mag het laag stationair toerental aanpassen indien nodig.

Opm. Langdurige werking van de generatorset bij laag stationair toerental zal sommige spanningsregelaars doen uitvallen. De generatorset moet worden uitgeschakeld. De generatorset moet dan opnieuw worden gestart, waardoor de spanningsregelaar een uitgangsspanning kan leveren.

Generatorsetmotoren voor noodstroombedrijf

De meeste sets voor noodstroombedrijf worden geïnstalleerd met regelaars die de set automatisch starten. Sets voor noodstroombedrijf starten, nemen belasting op, werken en stoppen zonder dat een gebruiker aanwezig is.

Sets voor noodstroombedrijf kunnen de regulateurbesturing (toerental) of de instellingen van het spanningsniveau niet automatisch veranderen. Het regulateurtoerental en spanningsniveau moeten vooraf voor het juiste bedrijf van de set voor noodstroombedrijf worden ingesteld. Telkens wanneer de set met de hand wordt bediend, moet u zorgen dat het regulateurtoerental en de spanningsniveaus juist zijn voor automatisch bedrijf. Controleer alle schakelaars op de juiste instelling. De startkeuzeschakelaar dient in de stand AUTOMATISCH te staan. Noodstopschakelaars dienen in de stand BEDRIJF te staan.

Opties voor generatoren

Anti-condensatieverwarmer

Een klant kan een anti-condensatieverwarming op de generator laten installeren. Deze anti-condensatieverwarmers zijn voor bedrijf in zeer vochtige omstandigheden ingebouwd. Raadpleeg het gedeelte Onderhoud, "Anti-condensatieverwarming - Controleren" voor meer informatie over een anti-condensatieverwarming op een generator.

Een klant kan een anti-condensatieverwarming op de omkasting laten installeren. Raadpleeg illustratie 2. Deze anti-condensatieverwarming op de omkasting wordt aan het plafond in de omkasting bevestigd. De anti-condensatieverwarming werkt automatisch. De thermostaat van de anti-condensatieverwarming is vooraf ingesteld op een bovenste temperatuurgrens van 10° C (50° F). Als de temperatuur in de omkasting met uitgeschakelde generator minder is dan 10° C (50° F), schakelt de anti-condensatieverwarming in. De anti-condensatieverwarming schakelt automatisch uit als de bovenste temperatuurgrens bereikt is of als de generator start.



Illustratie 2g03342296
In omkasting gemonteerde anti-condensatieverwarming
(1) Plafond van omkasting
(2) Anti-condensatieverwarming

Ingebedde temperatuurdetectoren

Generatoren zijn leverbaar met ingebedde temperatuurdetectoren. De detectoren zijn in de sleuven van het hoofdanker ingebouwd. Het hoofdanker wordt ook wel 'stator' genoemd. De detectoren worden samen met de apparatuur van de klant gebruikt. Zodoende kan de temperatuur van de statorwikkeling worden gemeten of bewaakt.

Met de generatoren SR5 zijn drie typen temperatuurdetectoren mogelijk. Neem contact op met uw Cat dealer voor meer informatie.

Met generatoren SR500 zijn temperatuurdetectoren van het type weerstandstemperatuurdetectoren (RTD: resistance temperature device) PT100 mogelijk.

Lagertemperatuurdetectoren

Lagertemperatuurdetectoren zijn als optie verkrijgbaar op de generatoren SR5 en SR500. Lagertemperatuurdetectoren meten de hoofdlagertemperatuur. Lagertemperatuurdetectoren worden samen met de apparatuur van de klant gebruikt. Zodoende kan de lagertemperatuur worden gemeten of bewaakt. Meting van de lagertemperatuur kan helpen om vroegtijdige defecten aan het lager te voorkomen. Er zijn twee typen temperatuurdetectoren verkrijgbaar. Neem contact op met uw Cat dealer voor meer informatie.

Caterpillar Information System:

PM620, PM622, PM820, PM822 and PM825 Cold Planer Machine System Pump Control
G3516 TA Engine Engine Timing Actuator - Test
301.5, 301.6, 301.7 CR, 301.8 and 302 CR Mini Hydraulic Excavators Operator Controls
A New Electrical Starter Group and Solenoid Kit is Now Used for Certain G3304 and G3306 Engines {1453, 1467} A New Electrical Starter Group and Solenoid Kit is Now Used for Certain G3304 and G3306 Engines {1453, 1467}
C280-16 Marine Engines Ordering Replacement Parts
New Oil Cooler Components Are Now Used for Certain G3500 Series Engines {1378} New Oil Cooler Components Are Now Used for Certain G3500 Series Engines {1378}
An Audible Knock Is Heard on Certain 3500 Dynamic Gas Blending Engines {1278, 1280, 1741} An Audible Knock Is Heard on Certain 3500 Dynamic Gas Blending Engines {1278, 1280, 1741}
301.5, 301.6, 301.7 CR, 301.8 and 302 CR Mini Hydraulic Excavators Blade Operation
New Turbochargers are Now Used on Certain 3512C and 3516C Marine Engines {1052, 1053} New Turbochargers are Now Used on Certain 3512C and 3516C Marine Engines {1052, 1053}
C7.1 Marine Propulsion Engine Crankcase Breather - Install
C7.1 Marine Propulsion Engine Crankcase Breather - Remove
C175-20 Locomotive Engine Injector Solenoid - Test
New Engine Software is Now Used for Certain C175 Locomotive Engines {1920} New Engine Software is Now Used for Certain C175 Locomotive Engines {1920}
New Instruction for Tightening Fuel Cooler Hose is Now Available for Certain C15 and C18 Engines {1353, 1712} New Instruction for Tightening Fuel Cooler Hose is Now Available for Certain C15 and C18 Engines {1353, 1712}
New Injector Hold Down Clamps Are Used for Certain C175 Locomotive Engines {1251, 1290} New Injector Hold Down Clamps Are Used for Certain C175 Locomotive Engines {1251, 1290}
301.5, 301.6, 301.7 CR, 301.8 and 302 CR Mini Hydraulic Excavators Seat
Update on Plastic Plugs for Certain Cat® C13 and C15 Defra Base Generator Sets {1273} Update on Plastic Plugs for Certain Cat® C13 and C15 Defra Base Generator Sets {1273}
New Injector Jumper Harness is Now Available for Certain 3406E Truck Engines {1120, 1403} New Injector Jumper Harness is Now Available for Certain 3406E Truck Engines {1120, 1403}
New Engine Software Are Now Used for Certain C27 and C32 Engines {1920} New Engine Software Are Now Used for Certain C27 and C32 Engines {1920}
301.5, 301.6, 301.7 CR, 301.8 and 302 CR Mini Hydraulic Excavators Alternate Exit
301.5, 301.6, 301.7 CR, 301.8 and 302 CR Mini Hydraulic Excavators Mounting and Dismounting
301.5, 301.6, 301.7 CR, 301.8 and 302 CR Mini Hydraulic Excavators Parking
C7.1 Marine Propulsion Engine Flywheel Housing - Remove and Install
C9.3B Engines Manifold (Diesel Exhaust Fluid)
Back to top
The names Caterpillar, John Deere, JD, JCB, Hyundai or any other original equipment manufacturers are registered trademarks of the respective original equipment manufacturers. All names, descriptions, numbers and symbols are used for reference purposes only.
CH-Part.com is in no way associated with any of the manufacturers we have listed. All manufacturer's names and descriptions are for reference only.