Opm. Gebruik voor informatie over het programmeren van de parameters het desbetreffende ET onderhoudsgereedschap en raadpleeg de module Servicehandleiding, "Troubleshooting".
Sommige parameters zijn misschien niet op alle toepassingen beschikbaar. Als een parameter niet beschikbaar is, zal het ET onderhoudsgereedschap aangeven dat de paramater "unavailable (niet beschikbaar)" is als de parameter wordt geselecteerd.
Tabel 1 is een lijst met karakteristieke configuratieparameters.
Karakteristieke configuratieparameters | |
---|---|
Parameter | Programmeerbaarheid |
Voertuig-ID | Programmeerbaar |
Serienummer van motor | Programmeerbaar |
Offset regeling brandstofverhouding | Programmeerbaar |
ECM-serienummer | Niet programmeerbaar |
Onderdeelnummer van motoridentificatiemodule | Afhankelijk van software |
Datum motoridentificatiemodule | Afhankelijk van software |
Nominale brandstofstand | Programmeerbaar |
Acceleratievertragingstijd | Programmeerbaar |
Motoracceleratiesnelheid | Programmeerbaar |
Laag statonair toerental | Programmeerbaar |
Afkoeltoerental | Programmeerbaar |
Motorafkoelperiode | Programmeerbaar |
Duur motorvoorsmering | Programmeerbaar |
Duur tornen | Programmeerbaar |
Maximum aantal torncycli | Programmeerbaar |
Tornbeëindigingstoerental | Programmeerbaar |
Motordraairichting | Afhankelijk van software |
Nominaal motortoerental | Afhankelijk van software |
Inlaatluchtafsluiter (AAN/UIT) (indien aanwezig) | Programmeerbaar |
Etherregeling (AAN/UIT) | Programmeerbaar |
Totaal aantal wijzigingen | Niet programmeerbaar |
EMS status servobehuizing (AAN/UIT) | Programmeerbaar |
Voor motoren van generatoraggregaten met schakelinrichtingconversies en voor scheepshulpmotoren zijn de volgende parameters in de fabriek geprogrammeerd op 0: tornduur en maximum aantal torncycli.
- "Tornduur"
- "Maximaal aantal torncycli"
Met deze instellingen op "0" wordt voorkomen dat de elektronische regelmodule (ECM) de startmotoren in werking stelt. De instellingen moeten opnieuw geprogrammeerd worden voordat de motor getornd kan worden.
Van motoren die met een generatorbedieningspaneel zijn uitgerust, hoeven "Tornduur" en "Maximaal aantal torncycli" niet opnieuw te worden geprogrammeerd. Deze parameters zijn in het generatorbedieningspaneel geprogrammeerd.
Controleer of de parameters "Inlaatluchtafsluiter" en "Etherregeling" "Enabled/ON (Ingeschakeld/AAN)" (indien aanwezig) zijn. Als de motor deze opties niet heeft, controleer dan of deze twee parameters "DISABLED/OFF (UITGESCHAKELD/UIT)" zijn.
Als de motor is uitgerust met een voorsmeerpomp, moet "Engine Prelube Duration (Duur motorvoorsmering)" op een hogere waarde dan "0" seconden worden geprogrammeerd. Anders wordt de voorsmeerpomp niet in- en uitgeschakeld. Als de motor niet is uitgerust met een voorsmeerpomp, moet de parameter op "0" worden geprogrammeerd.
Tijdens de eerste 100 bedrijfsuren is geen wachtwoord nodig om een nieuwe ECM te programmeren. Door de functie voor 100 uur “free configuration (vrije configuratie)" kan de klant de programmeerbare doelwaarden aanpassen aan de eisen van de installatie. Uitzonderingen zijn de volgende parameters: "Fuel Limit (Brandstoflimiet)", "Personality Module Mismatch (Niet overeenstemmen van motoridentificatiemodule)", "ECM Hours (Uren van de ECM)" en "ECM Total Fuel Consumption (Totaal brandstofverbruik voor ECM)".
De motor is uitgerust met een programmeerbaar Caterpillar Bewakingssysteem. De ECM bewaakt de bedrijfsparameters van de motor. De ECM kan tot actie overgaan als een specifieke motorparameter buiten een aanvaardbaar bereik valt. Voor elke parameter zijn drie mogelijke reacties beschikbaar: "WARNING (WAARSCHUWING)", "DERATE (CORRECTIE)" en "SHUTDOWN (UITSCHAKELEN)". Sommige reacties zijn niet beschikbaar voor bepaalde parameters. Een ET (Electronic Technician)-onderhoudsgereedschap wordt gebruikt om de volgende activiteiten uit te voeren:
- De beschikbare reacties selecteren.
- Het bewakingsniveau programmeren.
- De vertragingstijden voor elke reactie programmeren.
De instellingen van de parameters zijn in de fabriek geprogrammeerd. Als voor de toepassing de instellingen van de parameters opnieuw geprogrammeerd moeten worden, dan moeten de parameters met behulp van ET onderhoudsgereedschap worden geprogrammeerd.
De schermen van het ET-onderhoudsgereedschap geven begeleiding voor het programmeren. De volgende opties kunnen worden geprogrammeerd: "ON/OFF (AAN/UIT)", "WARNING (WAARSCHUWING)", "DERATE (CORRECTIE)" en "SHUTDOWN (UITSCHAKELEN)".
De schermen van het ET-onderhoudsgereedschap geven ook begeleiding voor het wijzigen van doelwaarden. Voor informatie om het Cat bewakingssysteem te programmeren, gebruikt u het juiste ET-onderhoudsgereedschap en raadpleegt u de Servicehandleiding, "Problemen oplossen".
Standaardinstellingen van het Caterpillar Bewakingssysteem
Corrigeren - Dit is een vermindering in motorvermogen als reactie op een abnormale bedrijfsconditie.
Doelwaarde - Een specifieke waarde die de volgende reacties kan activeren: waarschuwing, correctie en uitschakelen. De doelwaarde kan een druk, toerental, temperatuur of spanning zijn.
Hysteresis - Dit is de door de ECM toegestane wijziging in het signaal afkomstig van een sensor. Hysteresis is het verschil tussen de instelwaarde die een reactie activeert en de instelwaarde die een reactie deactiveert. Een waarschuwing voor lage spanning kan bijvoorbeeld geactiveerd worden als een waarde onder 20 V door de ECM wordt gedetecteerd. De spanning moet tot 22 V stijgen om de waarschuwing te wissen. De 2 V boven de 20 V is de hysteresis.
Het Cat bewakingssysteem wordt ingeschakeld nadat de motor is gestart. Wanneer het motortoerental 50 tpm onder laag stationair toerental overschrijdt, begint de ECM de parameters te controleren. De ECM bewaakt de parameters om te bepalen of de parameters de doelwaarden overschrijden.
De ECM registreert de gebeurtenis als een reactie door het Cat Bewakingssysteem wordt uitgevoerd. Een parameter kan als "UIT" worden geprogrammeerd: de ECM registreert de gebeurtenis als de instelwaarde voor de parameter wordt overschreden.
Elke storing van een sensor doet het overeenkomstige gedeelte van het Cat Bewakingssysteem uitvallen. De storing van een sensor veroorzaakt een "ACTIEVE" diagnosecode voor de sensor.
Alle correcties zijn cumulatief. Een correctie van vijf procent gevolgd door een correctie van twee procent leidt tot een totale correctie van zeven procent. Als de condities die de correctie veroorzaakten, niet worden gecorrigeerd, houdt de correctie aan. Het proces gaat verder totdat de motor met laag stationair toerental zonder belasting draait.
De ECM waarschuwt de machinist automatisch voor een te lage systeemspanning. In tabel 2 staan de standaardinstellingen die in de fabriek geprogrammeerd zijn.
Bewaken van spanning | |
Parameter | Standaardinstelling |
Doelwaarde voor waarschuwing | 20 V |
Vertraging voor waarschuwing | 10 seconden |
Hysteresis | 2 V |
Beveiligingsniveau | Er is geen wachtwoord vereist. |
Als de spanning gedurende 10 seconden lager is dan 20 V, doet zich een waarschuwing voor. Om de waarschuwing te deactiveren, moet de spanning tot boven 22 V stijgen.
De instelwaarde kan tussen 20 en 22 V worden geprogrammeerd.
De ECM voert automatisch de volgende functies uit bij een lage motoroliedruk:
- Waarschuwing
- Uitschakelen
De strategie is gebaseerd op een grafiek van de motoroliedruk t.o.v. het motortoerental. Zie illustratie 1. In tabel 3 staan de standaardinstellingen die in de fabriek geprogrammeerd zijn.
Motoroliedruk | |
Parameter | Standaardinstellingen |
Hysteresis | |
Vertraging voor activering | 10 seconden |
Beveiligingsniveau | Er is een wachtwoord vereist. |
Doelwaarde voor waarschuwing | Grafiek |
Vertraging voor waarschuwing | 4 seconden |
Doelwaarde voor uitschakelen | Grafiek |
Vertraging voor uitschakeling | 9 seconden |
Illustratie 1 | g00325256 |
Grafiek van de motoroliedruk t.o.v. het motortoerental (Y) Motoroliedruk in kPa (X) Motortoerental (1) Hysteresis (2) Minimum motoroliedruk |
Als de motoroliedruk gedurende vier seconden lager is dan de minimale druk, doet zich een waarschuwing voor. Om de waarschuwing te deactiveren, moet de motoroliedruk tot
Als de motoroliedruk gedurende negen seconden lager is dan de minimale druk, wordt de motor uitgeschakeld.
De grafiek kan niet opnieuw worden geprogrammeerd.
Bij een hoge koelvloeistoftemperatuur voert de ECM automatisch de volgende functies uit:
- Waarschuwing
- Correctie
- Uitschakelen
In tabel 4 staan de standaardinstellingen die in de fabriek geprogrammeerd zijn.
Hoge koelvloeistoftemperatuur | |
Parameter | Standaardinstelling |
Doelwaarde voor waarschuwing | |
Vertraging voor waarschuwing | 10 seconden |
Doelwaarde voor correctie | |
Vertraging voor correctie | 10 seconden |
Beveiligingsniveau | Er is een wachtwoord vereist. |
Maximale correctie | 25% |
Doelwaarde voor uitschakelen | |
Vertraging voor uitschakeling | 10 seconden |
Als de temperatuur van de koelvloeistof boven
Als de temperatuur van de koelvloeistof hoger is dan
Als de temperatuur van de koelvloeistof hoger is dan
Opm. De standaardinstelling voor de vertraging van de correctie is op de maximale waarde van 30 seconden geprogrammeerd. De vertraging voor de uitschakeling is 10 seconden. Die instellingen leiden tot een uitschakeling vóór een correctie zich voordoet. Die instellingen zijn geprogrammeerd omdat de meeste klanten een uitschakeling voor hoge koelvloeistoftemperatuur wensen. De instellingen kunnen op andere waarden worden geprogrammeerd.
De doelwaarde kan worden geprogrammeerd in het bereik van
De ECM waarschuwt de machinist automatisch voor een lage koelvloeistoftemperatuur. In tabel 5 staan de standaardinstellingen die in de fabriek geprogrammeerd zijn.
Lage koelvloeistoftemperatuur | |
Parameter | Standaardinstelling |
Doelwaarde voor waarschuwing | |
Vertraging voor waarschuwing | 5 seconden |
Vertraging voor activering | 10 minuten |
Hysteresis | |
Beveiligingsniveau | Er is een wachtwoord vereist. |
De motor moet minstens 10 minuten werken om deze strategie te activeren. Als de temperatuur van de koelvloeistof lager is dan
De doelwaarde kan worden geprogrammeerd in het bereik van
Opm. De lage koelvloeistoftemperatuur wordt bewaakt om een storing in de thermostaten te detecteren. Die functie is niet bedoeld om de watermantelverwarmers te bewaken.
De ECM voert automatisch de volgende functies uit als een motor in overtoeren gaat:
- Waarschuwing
- Uitschakelen
Verschillende doelwaarden zijn gebaseerd op de motortoepassing en het nominale motorvermogen. In tabel 6 staan de standaardinstellingen die in de fabriek geprogrammeerd zijn.
Overtoeren | |
Parameter | Standaardinstelling |
Doelwaarde voor waarschuwing | 1,18 keer nominaal motortoerental |
Vertraging voor waarschuwing | 0 seconden |
Doelwaarde voor uitschakelen | 1,18 keer nominaal motortoerental |
Vertraging voor uitschakeling | 0 seconden |
Hysteresis | 100 tpm |
Beveiligingsniveau | Er is een wachtwoord vereist. |
Als het motortoerental de doelwaarde van het toerental overschrijdt, doen zich een waarschuwing en een uitschakeling voor.
Opm. De standaardinstellingen voor de waarschuwing en de uitschakeling zijn dezelfde. Daarom doen de waarschuwing en de uitschakeling zich tegelijk voor. Die instellingen werden geselecteerd om een waarschuwing en een uitschakeling te registreren, bovendien kan een overtoerenconditie snel optreden.
De doelwaarden kunnen op een waarde tussen 1200 en 2400 tpm worden geprogrammeerd.
De ECM voert automatisch de volgende functies uit als er een hoge inlaatluchtrestrictie ontstaat:
- Waarschuwing
- Correctie
De strategie wordt toegepast op het rechter en/of linker luchtfilter. In tabel 7 staan de standaardinstellingen die in de fabriek geprogrammeerd zijn.
Inlaatluchtrestrictie | |
Parameter | Standaardinstelling |
Doelwaarde voor waarschuwing | |
Vertraging voor waarschuwing | 5 seconden |
Doelwaarde voor correctie | |
Vertraging voor correctie | 5 seconden |
Beveiligingsniveau | Er is een wachtwoord vereist. |
Correctie per |
2% |
Maximale restrictie | |
Als de inlaatluchtrestrictie gedurende 5 seconden hoger is dan
De ECM compenseert automatisch motorbedrijf op grotere hoogten. De ECM corrigeert de brandstoftoevoer afhankelijk van de barometerstand. De barometerstand wordt door de atmosferische-druksensor gemeten. De atmosferische druk beïnvloedt de prestaties van de motor. Correctie van de brandstoftoevoer houdt de temperatuur van het uitlaatgas binnen aanvaardbare grenzen.
De correctie van de motor begint bij een specifieke barometerstand. De barometerstand is gelijk aan de atmosferische druk van een bepaalde hoogte. De atmosferische druk is specifiek voor de motor en het nominale motorvermogen. In tabel 8 staan de standaardinstellingen die in de fabriek geprogrammeerd zijn.
Hoogte | |
Parameter | Standaardinstelling |
Doelwaarde voor correctie | 2T-specificatie |
Beveiligingsniveau | Er is een wachtwoord vereist. |
Correctie per |
3% |
Maximale correctie | 35% van het nominale vermogen |
Als de barometerstand lager is dan de doelwaarde, doen zich een waarschuwing en een correctie voor. Het continue correctieschema is 3 procent per
De ECM voert automatisch de volgende functies uit als de uitlaattemperatuur hoog is:
- Waarschuwing
- Correctie
De strategie wordt toegepast op het rechter en/of linker uitlaatspruitstuk. In tabel 9 staan de standaardinstellingen die in de fabriek geprogrammeerd zijn.
Uitlaattemperatuur | |
Parameter | Standaardinstelling |
Doelwaarde voor waarschuwing | 2T-specificatie |
Vertraging voor waarschuwing | 5 seconden |
Doelwaarde voor correctie | 2T-specificatie |
Vertraging voor correctie | 5 seconden |
Instelwaarde vertraging correctie | 15 seconden |
Hysteresis | |
Beveiligingsniveau | Er is een wachtwoord vereist. |
Correctiepercentage per stap | 2% per stap |
Als de uitlaatgassentemperatuur gedurende vijf seconden hoger is dan de instelwaarde voor de waarschuwing, doet zich een waarschuwing voor.
Als de uitlaatgassentemperatuur gedurende vijf seconden hoger is dan de instelwaarde voor de correctie, doet zich een correctie voor.
De correctie vermindert het vermogen met twee procent. Dit proces wordt gevolgd door een vertraging van 15 seconden. Als de uitlaatgassentemperatuur na de vertraging van 15 seconden niet tot onder de instelwaarde daalt, wordt de motor met nogmaals twee procent gecorrigeerd.
Wanneer de uitlaatgassentemperatuur onder de instelwaarde daalt, wordt om de 15 seconden twee procent vermogen toegevoegd. Dit proces blijft duren tot het volle vermogen is hersteld. De correctie wordt echter hervat als de uitlaattemperatuur opnieuw tot boven de doelwaarde stijgt.
De ECM waarschuwt de machinist automatisch voor een hoog oliefilter-drukverschil. In tabel 9 staan de standaardinstellingen die in de fabriek geprogrammeerd zijn.
Oliefilter-drukverschil | |
Parameter | Standaardinstelling |
Doelwaarde voor waarschuwing | |
Vertraging voor waarschuwing | 5 seconden |
Hysteresis | |
Beveiligingsniveau | Er is geen wachtwoord vereist. |
Als het oliefilterdrukverschil gedurende 5 seconden hoger is dan
De ECM waarschuwt de machinist automatisch voor een hoog brandstoffilter-drukverschil. In tabel 11 staan de standaardinstellingen die in de fabriek geprogrammeerd zijn.
Brandstoffilter-drukverschil | |
Parameter | Standaardinstelling |
Doelwaarde voor waarschuwing | |
Vertraging voor waarschuwing | 5 seconden |
Hysteresis | |
Beveiligingsniveau | Er is geen wachtwoord vereist. |
Als het brandstoffilterdrukverschil gedurende 5 seconden hoger is dan
De ECM voert automatisch de volgende functies uit als de carterdruk hoog is:
- Waarschuwing
- Correctie
- Uitschakelen
In tabel 12 staan de standaardinstellingen die in de fabriek geprogrammeerd zijn.
Carterdruk | |
Parameter | Standaardinstelling |
Doelwaarde voor waarschuwing | |
Vertraging voor waarschuwing | 30 seconden |
Doelwaarde voor correctie | |
Vertraging voor correctie | 120 minuten |
Beveiligingsniveau | Er is geen wachtwoord vereist. |
Maximale correctie | 20% |
Doelwaarde voor uitschakelen | |
Vertraging voor uitschakeling | 30 seconden |
Als de carterdruk gedurende 3 seconden hoger is dan
Als de carterdruk gedurende 120 minuten hoger is dan
Wanneer de carterdruk lager is dan
Als de carterdruk gedurende 30 seconden hoger is dan
Opm. De standaardinstellingen leiden tot een uitschakeling die zich vóór een correctie voordoet. Die instellingen werden gekozen omdat een hoge carterdruk snel kan optreden. De instellingen kunnen opnieuw worden geprogrammeerd.
Luchttemperatuur van het inlaatspruitstuk (IMAT: Intake Manifold Air Temperature)
De ECM voert automatisch de volgende functies uit wanneer de koelvloeistoftemperatuur van de nakoeler hoog is:
- Waarschuwing
- Correctie
- Uitschakelen
In tabel 13 staan de standaardinstellingen die in de fabriek geprogrammeerd zijn.
IMAT | |
Parameter | Standaardinstelling |
Instelwaarde waarschuwing | |
Vertraging voor waarschuwing | 4 seconden |
Doelwaarde voor correctie | |
Vertraging voor correctie | 4 seconden |
Doelwaarde voor uitschakelen | N.v.t. |
Vertraging voor uitschakeling | N.v.t. |
Als de koelvloeistoftemperatuur van de nakoeler hoger is dan
Als de koelvloeistoftemperatuur van de nakoeler hoger is dan
Flash - Een methode om elektronische informatie te downloaden of te programmeren.
De CAT Data Link Flash heeft de mogelijkheid om de software om de motor te regelen met de CAT Data Link te flashen.
CAT secundaire gegevensverbinding
De CAT secundaire gegevensverbinding heeft de mogelijkheid om voor elke ECM een lokale CAT Data Link tot stand te brengen voor de betreffende motor. Met deze functie is het ook mogelijk om een algemene CAT Data Link te leggen om met andere motorbedieningen te verbinden via een gemeenschappelijke gegevensverbinding. Gegevensverbinding maakt het voor de machinist mogelijk om via een enkele communicatiemodule voor de klant (CCM of Customer Communication Module) te communiceren. De gegevensverbinding maakt het voor de machinist ook mogelijk om via een telefoonlijn te communiceren met al de motoren die zich in een machinekamer bevinden.
De CAT secundaire gegevensverbinding stelt acht generatoraggregaatmotoren in staat om via een display op afstand of een bedieningspaneel te communiceren. De Cat secundaire gegevensverbinding wordt gebruikt met de volgende systemen: schakelinrichting, bewaking op afstand en controlesystemen.
Raadpleeg voor meer informatie over het omschakelen tussen gegevensverbindingen Werking van systemen, Problemen oplossen, Testen en afstellen, UENR1210, "EMCP 4.3/4.4".
Opm. Het etherinspuitsysteem is een optie.
De ECM spuit automatisch ether in het luchtinlaatspruitstuk wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- Het motortoerental ligt tussen 50 en 400 tpm.
- De koelvloeistoftemperatuur in de watermantel is minder dan
21 °C (70 °F) .
De duur van de etherinspuiting varieert lineair met de watermantelkoelvloeistoftemperatuur. De duur van de etherinspuiting varieert binnen het volgende bereik:
- 15 seconden bij de maximumtemperatuur van
21 °C (70 °F) - 130 seconden bij de minimumtemperatuur van
−40 °C (−40 °F)
De maximale duur van de etherinspuiting is 130 seconden, ook als de koelvloeistoftemperatuur in de watermantel lager is dan
- De schakelaar voor etherinspuiting is in de handbediende stand.
- Het motortoerental is hoger dan 50 tpm.
- De koelvloeistoftemperatuur in de watermantel is minder dan
21 °C (70 °F) .
Opm. Inlaatluchtafsluiter is een optie.
De luchtafsluitklep gebruikt een plaat die op een as draait om de inlaatlucht naar de nakoeler af te sluiten. De motor stopt omdat de luchttoevoer naar de verbrandingskamer wordt beperkt. De inlaatluchtafsluiter werkt alleen in de volgende omstandigheden:
- De noodstopknop wordt ingedrukt.
- Er is een uitschakeling wegens overtoeren.
Het ET onderhoudsgereedschap kan trends in de motorprestaties weergeven. Met die informatie kunnen de algemene motorprestaties worden verbeterd. De historische gegevens worden in een formaat opgeslagen dat geschikt is om histogrammen op te stellen. Er zijn gegevens beschikbaar over de volgende parameters:
- Motortoerental
- Motorbelasting
- Temperatuur van linker uitlaat
- Temperatuur van rechter uitlaat
Verhogen van de uren van de ECM
Een nieuwe ECM die op een motor is geïnstalleerd, kan worden geprogrammeerd om het correcte totale aantal bedrijfsuren van die motor weer te geven. De urenmeter kan alleen worden verhoogd. Daarvoor zijn een ET onderhoudsgereedschap en een wachtwoord op fabrieksniveau nodig.
Berekening van brandstofverbruik bijstellen
Wanneer de motor de fabriek verlaat, is een geschat brandstofverbruik in de ECM geprogrammeerd. De schatting is gebaseerd op de specificaties van de motorprestaties. Het werkelijke brandstofverbruik kan met een meter worden bepaald, die de brandstofstroom meet. De klant zal waarschijnlijk een klein verschil tussen het geprogrammeerde, geschatte brandstofverbruik en het werkelijke brandstofverbruik opmerken. De klant kan met een ET onderhoudsgereedschap de ECM voor het werkelijke brandstofverbruik programmeren. Er is geen wachtwoord vereist om deze parameter te veranderen.
Om de ECM voor het werkelijke brandstofverbruik te programmeren, moet u de brandstofcorrectiefactor wijzigen, die al in de ECM is geprogrammeerd. De brandstofcorrectiefactor kan met stappen van 0,5 procent worden gewijzigd, tussen ± 25 procent.
De nieuwe brandstofcorrectiefactor moet worden berekend. De volgende variabelen moeten bekend zijn om de berekening uit te voeren:
- Het werkelijke brandstofverbruik
- Het door de ECM berekende brandstofverbruik
- De oorspronkelijke brandstofcorrectiefactor die in de ECM was geprogrammeerd.
Er moet eerst een correctiefactor worden berekend. Gebruik de formule in tabel 14.
Foutberekening voor de brandstofcorrectiefactor |
e = [(a − s) ÷a] × 100 |
"e" is de correctiefactor. |
"a" is het werkelijke brandstofverbruik. |
"s" is het brandstofverbruik dat is berekend door de ECM.(1) |
(1) | Het door de ECM berekende brandstofverbruik is op de oorspronkelijke brandstofcorrectiefactor gebaseerd. |
Gebruik de formule in tabel 15 om de nieuwe brandstofcorrectiefactor te bepalen.
Berekening voor de brandstofcorrectiefactor |
N = O + [(100 + O) × e] ÷ 100 |
"N" is de nieuwe brandstofcorrectiefactor. |
"O" is de oorspronkelijke brandstofcorrectiefactor. |
"e" is de fout die werd berekend met de vergelijking in tabel 14. |
Totaal brandstofverbruik van de ECM aanpassen
Een nieuwe ECM die op een motor is geïnstalleerd, kan worden geprogrammeerd om het correcte totale brandstofverbruik van die motor weer te geven. Het totale brandstofverbruik kan alleen worden verhoogd. Daarvoor zijn een ET onderhoudsgereedschap en een wachtwoord op fabrieksniveau nodig.